Dit boek bevat 23 verhalen over wereldoorlog II en over de armoedige vrede die er op volgde; ze zijn tussen 1947 en 1951 ontstaan. In een simpele en voor ieder verstaanbare taal legt Heinrich Böll zijn ervaringen vast. Hij schrijft over wat hij meegemaakt en gezien heeft; over de generatie waartoe hij zelf behoort, de verloren generatie die alleen maar oorlog, armoede, werkeloosheid, dictatuur en weer oorlog heeft gekend. Oorlog is voor Böll een ramp, die de mens moreel aantast en vernietigt. De mensen in zijn verhalen zijn negatieve helden die op de morele chaos met wanhoop, gelatenheid of opgeschroefde heldhaftigheid reageren.