Van Anton Tsjechov, de ‘subtielste analyticus van menselijke betrekkingen’ (in de woorden van Virginia Woolf) bevat deze uitgave twee van de bekendste toneelstukken. De meeuw heeft veel autobiografische elementen: centraal staat het thema van de literatuur en van het artistieke scheppingsproces. Twee van de hoofdpersonages in het stuk zijn schrijvers. De jonge toneelschrijver Trepljov beweert dat de kunst het leven moet tonen ‘niet zoals het is, en niet zoals het moet zijn, maar zoals het zich in dromen voordoet’. De oudere schrijver Trigorin is een bekend auteur, een ‘routinier’, obsessief bezig met het schrijverschap: ‘Dag en nacht word ik door één gedachte beheerst: ik moet schrijven, ik moet schrijven, ik moet…’ Drie zusters handelt over het verglijden van de tijd en over het verloren gaan van illusies. Symbool van het onvermogen het eigen leven richting te geven is in Drie zusters het woord ‘Moskou’, de stad waar de zusters naar willen terugkeren. Moskou staat voor een gecultiveerde wereld en daarmee voor een aanlokkelijk, volwaardig leven, en voorts voor het goede leven van vroeger, toen de familie nog intact was. Maar juist die in het verleden wortelende familiestructuur verhindert dat de zusters hun oude stad weer terugzien.