Liefje slentert het liefst bij de haven, waar het altijd een levendige drukte is van kooplieden, sjouwers en zeelieden. Op de kermis ontmoet ze Jonge Jan, de zoon van een visser, met wie ze vriendschap sluit. Samen met hem beleeft ze veel avonturen in en buiten de stad.
Na bijna vier jaar is haar vader nog steeds niet terug. Langzaam rijpt bij Liefje het plan haar vader zelf te gaan zoeken. Ze besluit aan te monsteren op een schip van de VOC - als jongen. Maar alles blijkt anders te lopen dan ze ooit heeft kunnen denken.