Het zijn allemaal vragen die ons dwingen ver in de tijd vooruit te kijken. En niet alleen maar tot het jaar 2100, zoals de meeste klimaatmodellen doen: dat is de toekomst gemeten met de menselijke maat. We moeten minstens tot het jaar 10 000 kijken, omdat natuurlijke processen als klimaatverandering, zeespiegelstijging, aardbevingen en vulkanische erupties in veel grotere tijdschalen fluctueren. Omdat er over tienduizend jaar nog mensen zullen leven die de consequenties van onze huidige activiteiten ondervinden, die misschien juist blij zijn met het beetje extra broeikasgas dat wij aan de atmosfeer hebben toegevoegd, want daardoor is de ijstijd waarin zij leven niet zo koud.
Dit boek betoogt dat wij ook nu rekening moeten houden met die grotere tijdschalen, met de maat van de natuur.
Het laat zien hoe we een aantal trends uit het geologische verleden naar de toekomst kunnen doortrekken. Want het spreekt niet vanzelf dat de toekomst moeilijker te voorspellen is naarmate zij verder weg ligt. We weten niet of het klimaat in het jaar 2100 warmer zal zijn dan nu, maar we kunnen wel voorspellen dat na de huidige warme tijd weer een ijstijd komt.