Middelpunt van de familie is de weduwe Metsiers, die consequent 'de Moeder' genoemd wordt. Jaren terug heeft zij samen met haar minnaar Mon Verkindere, met wie zij nu op de hoeve woont, haar echtgenoot vermoord. Ze heeft twee kinderen: Ana (van Metsiers) en Bennie (van Verkindere), een achterlijke jongen en de lieveling van iedereen. Door de beklemming van het milieu waarin zij verkeren worden Bennie en zijn halfzuster steeds meer naar elkaar toe gedreven, tot er tussen hen een aan het incestueuze grenzende liefde ontstaat, waarvoor Bennie uiteindelijk de tol moet betalen.
Hugo Claus schreef De Metsiers op zijn negentiende jaar. Toen het in 1950 gepubliceerd werd, erkenden gevestigde auteurs als Herman Teirlinck en S. Vestdijk onmiddellijk zijn grote talent. Vestdijk schreef: 'De bladzijden gewijd aan het samenzijn van deze twee kinderen van één moeder, behoren tot het ontroerendste dat dit waarlijk sublieme boek te bieden heeft.'
Inmiddels wordt De Metsiers gerekend tot de klassieken van de twintigste-eeuwse Nederlandse literatuur. Het werd zesentwintig keer herdrukt en in zes talen vertaald.