De vijftienjarige Soraya is haar vaders oogappel. Met hem deelt ze haar grote passie voor de schilderkunst. Na zijn overlijden wordt zij tot haar grote ontsteltenis uitgehuwelijkt aan een oude maar bemiddelde man die de familie van de armoede kan redden. Ze vlucht en vindt onderdak bij een gastvrij gezin een aantal dorpen verderop.
Soraya sluit vriendschap met de dochter, Adileh, die schilderspullen voor haar weet te bemachtigen. Soraya's schilderijen zijn dermate goed dat ze in de stoffenwinkel van Adilehs vader de aandacht trekken. Een afgezant van sjah Ismaïl die haar werk ziet laat zelfs weten dat hij de maker van het werk graag uitnodigt om als hofschilder aan de slag te gaan. Verkleed als man reist ze af naar het paleis van de sjah in Tabriz, waar haar een even avontuurlijk als moeilijk leven wacht.