In een snikheet Congo probeert een man zich te ontdoen van een Afrikaans beeldje. Het werd hem geschonken, argeloos. Begerig nam hij de intrigerende figurine aan van Remi, zijn oude professor, van wie hij plots de secretaris werd. Met het beeldje gaf de prof ook zijn onrust door, en verplichtte hij zijn secretaris tot grootse dingen. Jarenlang stuurt de professor hem uit naar priesters en dokters, zieners en genezers van alle slag. Zelfs charlatans. Gaandeweg ontdekt de secretaris, eerst nog naïef en sceptisch, welke last hij op zijn schouders torst. De vraag is: hoe kan hij zich ontdoen van die persoonlijke ban, de rusteloosheid en koloniale schuld. De tijd wijst het uit. De minzamen is subliem en gedurfd. Koen Peeters werpt vragen op over het mysterieuze, het menselijke en de geschiedenis, waar niemand aan ontkomt. Bovendien slaat Peeters op wonderlijke, epische wijze een brug naar zijn succesrijke roman De mensengenezer, in een nieuw boek dat minstens zo betoverend is.