In De muziek van het huis vertelt 'Het huis met de Griffioenen', waarin de dichter is opgegroeid en sinds enige jaren weer woont, zijn eigen verhaal, zingt het zijn eigen lied, in een stroom van herinneringen, associaties en overwegingen waar-in de bewoner zijn leven herkent, de grond van zijn bestaan ziet losgewoeld, de wortels, onder het vastgestampte duinzand van tuin en park nu zichtbaar, verstrengeld, zonder vast patroon of bestemming.
...een panorama
waarvan een deel,
gespiegeld
in de ruit
van een openstaande
tuindeur,
zich vermengde
met het bos en de tuin
zoals ze werkelijk waren
achter de toverspiegel
een poëzie
waarin ik kon aarden
(fragment uit Het huis met de griffioenen)