"Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord. Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie. Al het andere – of de wereld drie dimensies, de geest negen of twaalf categorieën heeft – komt pas daarna."
Met deze stelling en tevens eerste zin van zijn essay komt Albert Camus (1903-1960) direct tot de kern van zijn betoog. "De mythe van Sisyphus" begint met de ervaring van het absurde. "Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt, en de wereld die op een onredelijke wijze zwijgt." De vraag naar de zin van het bestaan kan ieder willekeurig mens op iedere willekeurige straathoek overvallen. Dit gevoel van absurditeit hangt nauw samen met de onvermijdelijkheid van onze dood. Wij verlangen duidelijkheid omtrent ons bestaan hier op aarde, maar deze duidelijkheid wordt ons niet gegeven.
Camus stelt dat wij onze sterfelijkheid bewust moeten beleven en uit angst of zingeving geen zelfmoord moeten plegen en niet moeten vervallen in religie. We moeten de absurditeit van ons bestaan aanvaarden.
De levenshouding die Camus bepleit is die van vrijheid, bewust leven en revolte. Ondanks de zinloosheid de aarde trouw blijven en vanwege die trouw solidariteit en gerechtigheid praktiseren, dát is de opstand tegen de absurditeit.