De Amerikaanse oom van Mariët Meester had leukemie en was ten dode opgeschreven. Hij overleeft dankzij een stamceltransplantatie, waarbij de vader van de auteur de donor was. Meester zoekt haar oom op en verdiept zich in zijn leven, zijn pioniersbestaan in de VS, zijn allesoverheersende geloof en zijn levenshouding. Tijdens haar verblijf in Lynden neemt ze deel aan alle activiteiten van haar familie, inclusief de lange, zondagse kerkdiensten. Ze ontdekt familiegeheimen, een verborgen relatie komt aan het licht, er spelen drugsproblemen. Scènes uit het levensverhaal van haar oom worden afgewisseld met Meesters eigen ervaringen in het Amerika van nu. Ze ontdekt hoezeer het orthodoxe geloof het leven van de grote groep Nederlandse Lyndenieten beheerst, met pijnlijke gevolgen voor degenen die zich afwijkend gedragen. Tijdens haar verblijf komt het tot dramatische ontwikkelingen, die in de laatste week letterlijk tot een uitbarsting leiden.