Sicilië, 28 december 1908. De elfarige Nicola ligt te slapen als het onheil zicht voltrekt: de meest vernietigende aardbeving die Europa ooit heeft gekend. ‘Papa, mama, mama, papa,’ bidt hij, maar zijn ouders blijven stil. Van het huis is niets meer over en de stad ligt in puin. Tussen de bouwvallen door rent hij naar de haven, waar hij erin slaagt met een veerboot te vluchten. De rebelse Barbara is de dag voor de aardbeving vanuit haar dorp naar haar grootmoeder in Messina gereisd. Hier speelt het echte leven zich af, denkt ze, weg van haar dominante vader, die een echtgenoot voor haar heeft uitgezocht die ze nooit zal accepteren, weg van de bekrompen provincie, dicht bij het theater en de universiteit. Die nacht slingeren de aardschokken haar uit het raam. In haar veelgeprezen roman beschrijft Nadia Terranova de verstrekkende gevolgen van de aardbeving aan de hand van twee levens die elkaar kortstondig kruisen. Zo laat ze zien hoe het is om alles te verliezen – familie, onderkomen, toekomst. Maar tussen het puin en het verdriet wachten onverwachte mogelijkheden: de vrijheid die verwoesting teweeg kan brengen.