Naar aanleiding van een verblijf in een sanatorium beschrijft Thomas Bernhard zijn vriendschap met Paul Wittgenstein. Een vriendschap die was begonnen met hartstochtelijke discussies over muziek. Paul Wittgenstein, een neef van Ludwig, studeerde af aan het Theresianeum in Wenen en ging wiskunde studeren. Vanaf zijn 35e had hij herhaaldelijk last van zenuwziekte. Aanvankelijk was hij financieel zeker dankzij de rijkdom van zijn familie, maar hij gaf zijn fortuin weg aan vrienden en armen zonder zich zorgen te maken, totdat hij zelf in armoede wegkwijnde. In de laatste jaren van zijn leven werd hij steeds eenzamer totdat hij bijna alleen nog contact had met zijn vriend Thomas. Bernhards aantekeningen zijn het verhaal van Paul Wittgensteins dood geworden. Twaalf jaar lang heeft hij de dood van zijn vriend geobserveerd. En deze observatie intensiveerde ook Thomas Bernhards zelfobservatie – zodat via de geportretteerde ook het beeld van de portrettist sterke contouren krijgt. Met deze beschrijving van een vriendschap (1982) sluit Thomas Bernhard aan op zijn autobiografie, de beschrijving van zijn kindertijd en jeugd in vijf delen (ook bij Vleugels).