Een dertigjarige vrouw bezit een licht vervallen hotelletje in de bocht van een rivier. Ze heeft het geërfd van haar moeder, die ze nooit beter heeft willen leren kennen dan strikt noodzakelijk. Ze bestiert het hotel zonder enig enthousiasme. Wanneer een van de gasten overlijdt, haalt ze er de politie niet bij, maar vergrendelt de deur van de kamer. En ze sluit een verzekering af met de bedoeling de boel in brand te steken om met het verzekeringsgeld een hotel op Cuba te kunnen beginnen. Maar dan komt er op een goede dag een nieuwe kok, die van pittig eten houdt en met al even pittige ideeën de sfeer in het hotel tracht te veranderen. Eindelijk lijkt er iets te gebeuren in haar leven.