Zittend aan het ziekenhuisbed van haar autistische zoon Charlie overdenkt zijn moeder Romana zijn leven. Charlie ligt in coma, en het is onzeker of hij weer tot leven zal komen. Ze denkt aan zijn geboorte, zijn jongste jaren en herinnert zich het geluk van het fietsen op de tandem en de ontbijtjes in bed, maar ook de wanhoop, het onbegrip en de angst voor escalaties. Charlie dwong haar zich te focussen, hij liet haar de wereld zien door zijn ogen, zonder zich te laten misleiden door sekse, status, huidskleur of handicap.
In gedachten stelt ze hem vragen: Charlie, hoe was je leven? Wie waren je vrienden? Heb je seks gehad? Ben je pijn gedaan? Ben je ooit bang geweest? Waarom sloeg je mij? Heb je mij ooit gemist? Wist je dat ik me voor je schaamde?