Woorden van Jezus en Christus-verschijningen zorgden tweeduizend jaar geleden voor een explosie... in het hart. De charismatische beweging die daaruit ontstond en als een brede stroom uitwaaierde, werd echter steeds meer gekanaliseerd. Een spirituele kern werd tot een institutionele kerk. De schrijver voert de lezer mee door de bonte wereld van de vroege christenen. Ooit ontlook het christendom als een wat vreemde loot aan een in die dagen veelkleurige joodse stam. Maar na de val van Jeruzalem in het jaar 70 na Christus verdween dat oorspronkelijke joodse christendom uit beeld. Veel opvattingen van de joodse christenen vinden we wel terug in het gnostische christendom van de tweede eeuw. Met de latere bestrijding van bepaalde opvattingen binnen dit spirituele christendom werd met het badwater ook het kind weggespoeld. Niet alleen de gnostici werden veroordeeld, zelfs de meest oorspronkelijke christenen, de joodse christenen, werden tot ketters verklaard. Toch is er in de eerste eeuwen nog sprake van een grote pluriformiteit. De oerknal trilt door in veel charismatische leraren, zoals onder meer Paulus, Valentinus, Clemens en Origenes. Deze leraren helpen hun medemens de Christusvonk in zichzelf te ontdekken en vrij te maken. Pas in de eeuwen van de grote christelijke concilies wordt de vrijheid van denken en spreken drastisch ingeperkt. De kerk wordt een instituut dat uitmaakt wat beleden mag worden; of eigenlijk: wat niet meer gezegd, ja zelfs niet meer gelezen mag worden.