“Op de hellingen boven de rivier de Xzan, op de plaats van zekere oeroude ruïnes, had Iucounu de Lachende Magiër een landhuis naar eigen smaak opgetrokken: een excentriek bouwwerk van spitse gevels, balkons, loopbruggen en koepels, met drie spiraalvormige, groenglazen torens waar het rode zonlicht in scheve schitteringen en eigenaardige kleuren doorheen scheen.”
Zo begint het relaas van de avonturen van Cugel, de meest geliefde schelm van Jack Vance. Aan het einde der tijden, in de decadente wereld van “De Stervende Aarde”, raakt Cugel — die zichzelf graag het epitheton ‘de Slimme’ aanmeet — in onmin met Iucounu de Lachende Magiër.
Onder een oude rode zon die haar laatste stuipen trekt en ieder ogenblik uit kan flakkeren, wordt Cugel door Iucounu naar de andere kant van de wereld getransporteerd, op zoek naar de Ogen van de Overwereld.
“De Ogen van de Overwereld” is deel 27 van Het Verzameld Werk van Jack Vance, uitgegeven door Spatterlight. Omslagillustratie: Konstantin Korobov. Interne illustraties: Stephen Fabian. Deze vertaling van Warner Flamen verscheen eerder bij Meulenhoff, Amsterdam 1974. De tekst van de Spatterlight editie is op diverse punten gecorrigeerd en aangepast aan de hedendaagse spelling.