Wenen, 1894. Het personeel van het Kunsthistorisches Museum doet een gruwelijke ontdekking. In een ondergrondse opslagruimte bevindt zich een sarcofaag met daarin geen mummie uit het Oude Egypte, maar het zorgvuldig gemummificeerde lijk van Alfons Strössner, een beroemde egyptoloog die kortgeleden nog springlevend was. Om de moordenaar te achterhalen werkt detective Leopold von Herzfeldt samen met doodgraver Augustin Rothmayer. Die weet te vertellen dat professor Strössner twee jaar lang betrokken was bij de uitgraving van de Egyptische tombes van Deir el-Bahri, Arabisch voor ‘het klooster van de zee’. Is de professor slachtoffer geworden van een eeuwenoude vloek?
Ondertussen krijgt forensisch fotograaf Julia Wolf een andere zaak op haar bordje. In de nieuwe dierentuin bij het Prater is een dierenverzorger verminkt door een leeuw. Alles duidt op een ongeluk, maar de hoofdverzorger vermoedt kwade wil. Al snel realiseren Julia, Leopold en Augustin zich dat de twee zaken met elkaar verbonden zijn. Het spoor leidt naar de sociale elite van het chique negentiende-eeuwse Wenen, die even rijk als gewetenloos is.