Roos van Rijswijk woonde jarenlang onder een enorme herrieschopper; wat er daarboven werd uitgevoerd, was haar altijd een raadsel. Het leek wel alsof... ja, het móést wel een olifant zijn, die ’s nachts tapdanst, aan karaoke doet en met de bovenbuurman een luidruchtige kangoeroe heeft geadopteerd. Soms hebben ze ruzie, maar meestal is het leven één groot feest. Ze schreeuwen hun gesprekken boven de muziek uit, schuren even lekker de verwarmingsbuizen om te ontspannen en legen af en toe een zak knikkers op de laminaatvloer.
Van Rijswijk liet zich inspireren door de ontspannende klanken van de zelfgemaakte bowlingbaan van de bovenbuurman, het getrompetter van de olifant en de sprongen van de kangoeroe. Ze schreef de avonturen van het wonderlijke drietal op; samen met de illustraties van Sylvia Weve vormen ze een idyllische schets van hun kakofonische geluk. Wie wil daar nu niet onder wonen?