Vodun, tiran van Asgard, wil een superras kweken en daarmee heel Ierland aan zich onderwerpen. Gaandeweg probeert hij ook nog het volk der Tyriers, dat oude geheimen van elders meebracht toen het zich in Ierland vestigde, stelselmatig uit te roeien. Niets of niemand lijkt hem te kunnen weerstaan. De zwakke Hoogkoning houdt zich afzijdig en Vodun weet het machtige tovenaarsgeslacht Amaranth te ontredderen door een demon los te laten op het Pofieren Paleis. Maar dat roept aan alle kanten verzet op. Zo zijn de tweelingtovenaressen Miraga en Chimera bereid lijf en ziel te offeren om Asgard te verslaan. Hun oom Cilian, een slimme schuinsmarcheerder, maakt zich op de demonische bezoeking van het huis te keren - al doende wil hij het kind vinden dat volgens de profetie de troon van Amaranth zal bestijgen. En dan is hij er nog, Isodore de Tyrier, die hulp zoekt voor zijn volk. Hij belandt bij Creide Feralaind, de Amaranth-tovenares die de onsterfelijkheid stal maar door haar minnaar, de druide Casson, verloor. Afgezonderd in Seirica, waar het volk in de zijdemijnen zwoegt, tracht ze steeds weer Casson terug te roepen uit de Bossen der Herinnering. Tenslotte trekken alle spelers in dit demonische spel op naar Asgard, afgewisseld gehinderd, verraden en bijgestaan door de katvrouw Margaux, de eerzuchtige Yarzebeil, de Vanir-reuzen, de hellehond Ceirbaeras en... Casson.