Met De ontvolker schreef Samuel Beckett (1906-1989) een van zijn raadselachtigste en meest uitzichtloze prozateksten. Hij werkte eraan in 1965-1966, liet het verhaal daarna vier jaar rusten en voltooide het in 1970, toen hij de afsluitende paragraaf toevoegde. De oorspronkelijk in het Frans geschreven novelle Le dépeupleur verscheen dat jaar bij Les Éditions de Minuit, en in 1972 werd de Engelse, door Beckett zelf vertaalde versie The Lost Ones gepubliceerd door Calder & Boyars in Londen en door Grove Press in New York. De tekst werd sinds de publicatie ervan tientallen malen geanalyseerd en besproken. Nu eens wordt hij beschouwd als een metafoor van de holocaust en de uitroeiingsmachine van de gaskamers, dan weer als een eigentijdse interpretatie van Plato’s grot; men heeft hem bestempeld als een allegorie van de kunstenaar die geen inspiratie meer vindt, of als een parabel van de mens die eeuwig op zoek is naar zingeving, die hem steeds weer ontglipt; anderen hebben de cilinder uit de novelle vergeleken met de toren van Babel, of met een atoomschuilkelder … Een voor de hand liggende interpretatie bestaat erin de cilinder te zien als een nieuwe versie van Dantes hel waar woordelijk naar verwezen wordt. Ten slotte sluit De ontvolker aan bij de traditie van dystopische verhalen. Zo is er een link met Franz Kafka’s verhaal 'In de strafkolonie' (1919), en E.M. Forsters The Machine Stops (1909). En natuurlijk moet je ook denken aan Aldous Huxleys Brave New World (1932) en aan George Orwells 1984 (1949). Hoe we de tekst ook willen interpreteren, hij heeft in de huidige, losgeslagen wereld nog niets van zijn actualiteitswaarde verloren.