Vijftig jaar geleden verschenen 'De Oostakkerse gedichten' van Hugo Claus voor het eerst onder de titel 'Nota's voor een Oostakkerse cantate' in het tijdschrift Tijd en Mens. Ter gelegenheid van dit jubileum heeft de uitgever een facsimile-editie laten vervaardigen van de eerste druk, de boekuitgave van 1955, met een omslag naar ontwerp van de auteur. Er is gebruikgemaakt van Claus' persoonlijke exemplaar, met aantekeningen in pen en potlood, die betrekking hebben op de verwijzingen in de tekst. Zo noteert hij bij 'de zoon van Los': Blake, en bij 'wolvin en leeuw': V.d. Woestijne. Ergens anders blijken vijf versregels te doelen op 'de verlaten steden in de woestijn in Cowboyfilms'. Veel commentaar levert het woord 'dauwworm' op: 'naar een afzichtelijk plaatje in een vitrine van een boekhandel voor medische studenten'. De woorden 'en wat ik van de liefde weet' zijn ontleend aan: Koos Schuur. Verder nog verwijzingen naar: Victor Hugo, Vergilius, Verschaeve, een oud Egyptisch gedicht en een legende uit Wales. Veel heeft het niet om het lijf. De oude, wat gevlekte en verkleurde uitgave is perfect nagemaakt. Het nawoord van Paul Claes (de specialist in verwijzingen) is hetzelfde als in de Bezige Bij Poeziepocket uit 1985*, helder, informatief en interpretatief.