Een jonge vrouw trekt zich terug op een terp in het Nederlandse polderlandschap. Als de terp door een overstroming geïsoleerd raakt van de buitenwereld, is ze plotseling op de andere bewoners aangewezen. In een eigentijdse variant van de zondvloedmythe schrijft Mariët Meester met onderkoelde humor over de menselijke drang om te overleven. Er ontvouwt zich een grimmig, maar ontroerend verhaal, waarin de lotgenoten langzaamaan niet meer zonder elkaar kunnen.