Omdat de vader een baan krijgt als toneelmeester in de Rex, een theater annex bioscoop, verhuist het gezin naar een stadje aan de kust. Voor Wessel, de jongste zoon, verandert er meer dan alleen het decor. Thuis glijdt de jongen met het vermogen onrust te mijden in de rol van bemiddelaar. Hij staat tussen de moeder voor wie het leven steeds vaker te veel is, de vader wiens ambitie groter is dan zijn werk toelaat en de eigenzinnige broers die zich van niets en niemand iets aantrekken. In het gezin raakt Wessel voorzichtig aan de liefde, leert hij om zich heen te kijken en sluit hij een wankele vriendschap met Stan, een gitaarheld in wording. Stan deelt met Wessel zijn gitaargeheimen maar toont hem ook een bittere kant waarin alleen talent niet voldoende is.