Albanië, 1997. Kinderen sterven, spelend met handgranaten. Mannen vallen ten prooi aan kogels die ze zelf de lucht in schieten. Woedende burgers sluiten een minister op in de catacomben en duwen hem een stronk prei in de mond. De anarchie is volkomen. In zijn meesterlijke nieuwe boek ‘De prei’ laat Pieter van Os zien wat er in een samenleving gebeurt als alle overheidsgezag wegvalt.
Op een zonnige dag in mei rijdt een zwarte Mercedes rondjes over het centrale plein van Lushnjë, een middelgrote stad in Albanië. De bijrijder houdt een afgesneden hoofd aan de haren vast. Hij strekt zijn arm uit het raam, opdat iedereen het goed ziet. De boodschap komt over. Voortaan, zo begrijpen de inwoners, is de man achter het stuur van de auto de absolute baas van de stad. En dat biedt hoop. Want wellicht maakt de nieuwe dictatuur een einde aan de chaos, het geweld en de ontvoeringen die het dagelijks leven teisteren sinds de val van de piramidefondsen in januari 1997. De prei vertelt de geschiedenis van mensen die inzetten op een betere toekomst en alles verloren. In de drie jaar dat journalist Pieter van Os in Albanië woonde, reconstrueerde hij de transformatie van stalinistische openluchtgevangenis tot knuffelbaby van het IMF en de Wereldbank, een straatarm land overdonderd door maximale vrijheid, waarin een meedogenloze crimineel kans ziet een hele stad in zijn macht te krijgen.
Pieter van Os (1971) is schrijver en journalist. Hij publiceerde onder meer de boeken Nederland op scherp en Wij begrijpen elkaar uitstekend, over zijn jaren als parlementair verslaggever van NRC. Zijn boek Liever dier dan mens, een geschiedenis uit Centraal-Europa, is het enige boek ooit dat zowel met de Brusseprijs voor het beste journalistieke boek werd bekroond als met de Libris Geschiedenis
Prijs.
Over Liever dier dan mens:
‘Ik kon niet ophouden met lezen. Een verpletterend boek.’
GEERT MAK
‘Een journalistiek boek van dit verhalend-literaire niveau zie je zelden.’
JURYRAPPORT BRUSSEPRIJS
‘In bijna elke zin wekt Van Os bewondering met zijn sierlijke penvoering, die nooit afbreuk doet aan de zwaarte van het onderwerp, en met zijn eruditie, die nooit koket wordt.’