Maar bij het horen van de stem, die stem, en de naam die hij noemt, schrikt ze net zo erg als toen ze kort ervoor het bord had gelezen met de tekst PEDRO CHAZARRETA DE KEEL AFGESNEDEN. Of nog erger. Hallo, Betibú, hoort ze zeggen, en daarna: Bel me, ze hebben Chazarreta vermoord en ik zou graag willen dat je je deze keer wel met die zaak bezighoudt. En daarna hangen ze op. Of hangt hij op. Ingesprektoon. Het antwoordapparaat stopt. Degene die belde, vergat te zeggen wie hij was, of hij vergat het niet, maar weet zeker dat Nurit Iscar weet wie er belde. En zo is het, ze weet het. Hij hoeft het niet te zeggen. Er is in de hele wereld maar één man die Nurit nu nog steeds bij die naam kan noemen, Betibú, een man die, zodra ze zijn naam hoort, haar laat trillen op plaatsen die Nurit Iscar haast is vergeten: Lorenzo Rinaldi. En het komt door hem en in mindere mate juist door Chazarreta of door het misdrijf waarvan de meerderheid van de bevolking zeker weet dat dat door Chazarreta is gepleegd dat Nurit Iscar, Betibú, na een succesvolle literaire carrière nooit meer ook maar één enkele eigen roman heeft geschreven en heeft besloten om haar brood te verdienen als ghostwriter van mensen die dingen willen vertellen die haar absoluut niet interesseren.