de wetenschappelijke gemeenschap geaccepteerd. De acceptatie van natuurlijke selectie als aandrijvend mechanisme liet langer op zich wachten en is tegenwoordig onomstreden.
Darwin werd gelovig opgevoed en opgeleid volgens de filosofie van de in die tijd in Engeland gangbare natuurlijke theologie, die religie en weten-schap verenigde. Dankzij de waarnemingen en ontdekkingen die hij in de loop van zijn leven deed ging hij echter steeds meer twijfelen over zowel de gangbare ideeƫn over soortvorming als zijn persoonlijke geloof. Tijdens een onderzoeks-reis met het schip de Beagle (1831-1836) bezocht Darwin Zuid-Amerika, Australiƫ, het zuiden van Afrika en diverse eilandengroepen in de Grote en Indische Oceaan. Op al deze plekken bestudeerde hij de plaatselijke dieren, planten, fossielen en geologie. Een groot deel van zijn verdere leven was gewijd aan het onderzoeken en classificeren van de op zijn reis verzamelde voorwerpen en het was onder andere dankzij dit onderzoek dat hij op zijn theorie over het ontstaan van soorten kwam.
Darwins werk zorgde voor een revolutie binnen de wetenschap, maar had ook invloed op maatschappij, filosofie en religie. De acceptatie van evolutie zette de mens neer als een diersoort, onderdeel van de natuur, in plaats van een boven de natuur staande levensvorm. Samen met de erfelijkheidsleer van Mendel vormt Darwins evolutietheorie tegenwoordig de basis van alle biologische kennis.