De roman speelt in het Zweden uit de 20e eeuw, dat wordt gekenmerkt door twee grote ontwikkelingen: de arbeidersbeweging en de spirituele bewustwording. Het boek beschrijft de hechte vriendschap tussen Lewi Pethrus, de oprichter van de Zweedse pinkstergemeente, en Sven Lidman, dichter van erotische liefdesgedichten. Samen hebben ze de pinksterbeweging groot gemaakt, Sven als dichter-verkondiger en Lewi als charismatisch leider en organisator. Toen de beweging een economisch en politiek machtsbolwerk werd, waaruit de oorspronkelijke inspiratie was verdwenen, keerde Sven zich tegen Levi. Ze werden aartsvijanden.
Het pijnlijke dilemma tussen idealisme en macht weerspiegelt zich in de verhouding tussen Lewi en Sven. De woorden 'leider' en 'bloed' verloren hun fraaie klank en er kwam een negatieve betekenis voor in de plaats. De verteller van het verhaal lijkt op Enquist zelf, Enquists moeder was bij de pinkstergemeente; er zitten dan ook autobiografische elementen in.