In kleurrijke scènes, waaruit bijna vergeten details van een verzonken tijd aan de oppervlakte komen, verbeeldt Willem van Toorn de geschiedenis van een middenstandgezin dat zijn wortels heeft in de Betuwe en vlak voor de oorlog naar Amsterdam verhuist. Met groot gevoel voor het alledaagse bestaan brengt hij op liefdevolle wijze het leven en de mentaliteit in het Betuwse landschap van weleer en in het Amsterdam van tijdens de oorlog in kaart.
Dat landschap, het landschap van de Waal, is ook het onderwerp van het 'actuele' deel van deze autobiografische roman. De dijkverzwaringen van de jaren tachtig en negentig waren aanleiding tot het verzet van een aantal kunstenaars tegen de kaalslag van dat gebied. De deelname aan dat verzet valt voor de schrijver samen met het afscheid van zijn ouders. Door hun dood en op de vraag wat er te verdedigen valt aan een landschap opent zich zijn geheugen en moet hij alsnog het verleden een plaats zien te geven.