Kenmerkend voor de zeer eigenzinnige en van verwondering overlopende gedichten waarmee Marije Langelaar debuteert is de verrassende beeldspraak 'ik keek naar een man / hij was open als een korenveld'. Ze schrijft een poëzie waarin alles kan transformeren ('een grote schare zwarte vogels als één lichaam zat mijn hersens achterna') en waaruit een sterke sensibiliteit blijkt voor alles wat vluchtig is en door bijna iedereen ongezien blijft. Met het grootste voorstellingsvermogen behandelt Langelaar de meest ongrijpbare zaken als glans of (gemoeds)toestanden als evenwicht en woede. Hoogst onconventionele poëzie is er in 'De rivier als vlakte', maar het is allerminst poëzie die buiten de poëtische tradities geschreven is, getuige de talrijke reminiscenties aan bestaand werk.