In Europa kon in de 17e en 18e eeuw bijna geen kind ontsnappen aan de pokken en om de paar jaar kwam de ziekte terug, op het tijdstip dat haar een nieuwe voorraad niet-immune baby’s ter beschikking stond. Een op de vijf tot zes kinderen die door het pokkenvirus werden besmet overleefde dit niet. Maar wee vooral de volwassene die op latere leeftijd een besmetting opliep; de kans op overleving was dan nog een stuk beperkter.
Wie van de pokken genas moest vaak met zware huidschade verder door het leven. Bij kinderen kon die schade nog wel wegtrekken, volwassen slachtoffers werden er hun hele verdere leven door getekend.
Maar de pokken werden ook de eerste aandoening die op een wetenschappelijke manier werd aangepakt. In het begin van de 18e eeuw ontwikkelde zich in Europa (en in Azië al eerder) de techniek van de variolatie: iemand met een lichte graad van pokken besmetten opdat deze de noodzakelijke immuniteit kon ontwikkelen. Het einde van die eeuw was getuige van de introductie van de vaccinatie: besmetting met ongevaarlijke koepokken om immuniteit tegen mensenpokken te verkrijgen.
Honderdvijftig jaar woedde vervolgens de strijd tussen voor- en tegenstanders van vaccinatie, maar dankzij die vaccinatie kon in december 1979 verklaard worden dat de pokken als ziekte wereldwijd uitgeroeid waren. Maar waren daarmee de pokken wel de wereld uit? Op verschillende lokaties op aarde is het pokkenvirus opgeslagen. Weliswaar in diepvries, maar nog altijd in staat een nieuwe golf van pokkenbesmettingen te veroorzaken onder een wereldbevolking die grotendeels niet meer immuun is.