Andrew Whittaker leeft op gebakken Smac, sardientjes, cakjes, wodka en Southern Comfort. Hij is een ronduit nalatige verhuurder met schrijversambities die daarnaast een kruimelig klein literair tijdschrift uitgeeft - Soap. Maar eigenlijk werkt hij langzaam maar onotkoombaar toe naar zijn eigen ondergang.
Brieven, dagboeknotities, fragmenten van zijn roman, boodschappenlijstjes; deze roman is een collectie van alles wat Whittaker op papier zet in de loop van vier cruciale maanden.
De roep van de luiaard start in juli, tijdens economisch slechte tijden onder Nixon, en we zijn er getuige van hoe Whittaker wordt opgejaagd door ontevreden huurders en schuldeisers, hoe hij belachelijk wordt gemaakt door een lokale kunstgroep en hoe hij wordt gepest door zijn ex-vrouw. Hij wil eens en voor al afrekenen met zijn vijanden en zijn fouten corrigeren, dus bedenkt hij een groots plan voor een festival met een originele insteek en prominente figuren. Maar terwijl de winter naderbij kruipt, verliest hij steeds meer grip op de realiteit en worden zijn plannen steeds woester. Whittakers zelfbeeld van de vreedzame, trage luiaard veranderd in dat van een paniekerig schepsel dat gek wordt van eenzaamheid.
In dit tragikomische portret van een literair leven toont Savage aan dat het ontsnappen aan de gevangenis van de geest om een buitengewone mentale beheersing vraagt.