Van Dam heeft genoeg van zijn grijze kantoorleven en de daarbij behorende drankzucht en lethargie. Hij verlaat de stad met de bedoeling om op een afgelegen kruispunt zijn ziel aan de duivel te verkopen, met een beter contract dan Faust. Zijn pad voert hem langs lange, rechte polderwegen, en uit de verte kijkt hij naar de stad waarin hij woont, naar het vlakke land, naar de tijd waarin hij leeft en naar de glorieuze toekomst die hem wacht. Tot een verschrikkelijk noodweer nadert, een ongenadig onweer. Een duivelse bliksem slaat in en zet het land in brand, het dondert en trilt, en bliksem na bliksem verandert - dat zul je altijd zien - kruispunt na kruispunt in een rotonde. Alsof God wil voorkomen dat wij onze ziel verkopen, aan wie dan ook. Wat op een rotonde, zoals iedereen weet, niet te doen is.
De rotonde is een monumentaal gedicht in drie delen. De steeds terugkerende, maar subtiel veranderende refreinen maken van het lezen een bezwerende ervaring. Het soepele ritme waarmee Van Dam en het gedicht zich bewegen, en de muzikaliteit van Boogs taal, blijven ons betoveren.
In het laatste deel, als het onweer een ongekende intensiteit bereikt en Van Dam langzaamaan in extase raakt, probeert het gedicht zelfs uit zijn vorm te breken. Het spoelt over de refreinen heen, het wil de dijken doorbreken, maar het metrum geeft geen krimp. Zal de duivel Van Dam inderdaad staan op te wachten? Maar waar dan, in welke gedaante? En vooral: wat staat er in het contract?