In deze 3 korte romans begeeft de Engelse auteur (geb. 1911; Nobelprijs 1983) zich op het terrein van de speculatieve historische roman. De toon is wat lichtvoetiger dan in de rest van zijn werk, en hij toont zich een vaardig gebruiker van de ironie. Hoewel in principe zelfstandig, hebben de 3 vertellingen een gemeenschappelijke thematiek: de andersdenkende, geisoleerde buitenstaander, die een bijdrage probeert te leveren aan het maatschappelijk leven van zijn tijd. In het eerste verhaal, "De Schorpioengod", poogt een in hofkringen verkerende buitenstaander, die bekend staat als de Leugenaar, vanwege zijn kennis van en verhalen over andere beschavingen, de sinds eeuwen vaststaande riten te weerstreven. In "Buitengewoon Gezant" biedt een uitvinder, zijn buitengewone vindingen (stoommachine, buskruit) aan een Romeins keizer aan. De uitwerkingen ervan worden niet gewaardeerd en benoeming tot buitengewoon gezant in China biedt Caesar uitkomst en sociale rust.