Ben David is een sciencefictionauteur die zijn gedroomde bestseller maar niet weet te creëren. Hij besluit zich om die reden dan maar te wijden aan een boek over Harry Stephen Keeler, een mysterieuze, opmerkelijke auteur én - volgens velen - de slechtste schrijver uit de literatuurgeschiedenis. Het graven in het leven van Keeler maakt dat Ben David gedwongen wordt om als een buitenstaander zijn eigen leven te evalueren. Ben communiceert met zijn dove zoontje in gebarentaal, hij is vervreemd van zijn vrouw die in een andere wereld vertoeft en heeft geen enkele band met de rest van zijn omgeving. In Harry Stephen Keeler en diens buitenissige universum vol freaks, aliens en robots vindt de schrijver troost. Meer nog: hij begint zich langzaamaan te vereenzelvigen met Keeler. Zijn nieuwsgierigheid naar Keeler slaat om in een obsessieve speurtocht naar het laatste, verloren gewaande, ongepubliceerde manuscript Spion van Mars. Maar bestaat dit manuscript wel? Of is het de science fiction van de schrijver zelf? Harold S. Karstens (pseudoniem) heeft al tientallen boeken op zijn naam staan, waaronder enkele prijswinnende werken. Het is niet voor het eerst dat hij een literair werk publiceert. Van zijn hand verschenen eerder enkele verhalenbundels en novelles. De sciencefictionschrijver is zijn opmerkelijke literaire romandebuut.
De sciencefictionschrijver is een intrigerende en bizarre roman à la David Lynch. Over het eerdere werk van Karstens schreef de pers in Nederland en in Vlaanderen altijd uiterst lovend:
¿Een moordend tempo¿ ¿ Vrij Nederland
¿Van internationale klasse¿ ¿ De Morgen
¿Wonderlijk¿ ¿ De Standaard
¿IJzersterk plot, knappe dialogen en uitstekende karaktertyperingen¿ ¿ NBD Biblion
Fragment: "Ik liep de slaapkamer uit en liet haar met haar faits divers op haar eigen eiland. Haar eigen planeet. De faits divers waren boodschappen in een fles die elke dag in de vorm van de krant aan haar bed aanspoelden. Voor de rest had ze niets anders nodig. Ze had haar leven. Ze had haar bed. Ze had zelfs haar bedgenoot: Boris, die sinds hij klein was geregeld bij haar onder de lakens kroop. Boris had als peuter veel last van nachtmerries. Over reuzen, over dwergen, over monsters, over duivels en over vampieren. Hij werd vaak schreeuwend wakker. De laatste jaren had hij geen nachtmerries meer, dat weet ik zeker. De schreeuw was niet echt meer. Ik had de nachtmerries nog wel. Meer nog, ik lééfde in een nachtmerrie."