Wanneer haar grootmoeder doodgaat, erft Iris het huis in de appelboomgaard. Na vele jaren staat ze weer op de magische plek waar ze in de zomervakantie met haar nichtje verkleedpartijen hield. Ze dwaalt door de kamers,de appelkelder en de tuin door een wereld die niet van deze tijd is. Een wereld waarin rode aalbessen in één nacht wit werden, een stokoude appelboom maar liefst twee keer achtereen in bloei stond en vrouwen in staat waren vonken uit hun vingers te schudden.
De herinneringen aan deze appelzomers zijn sprookjesachtig, verwarrend en evenzeer zoet als bitter. Katharina Hagena vertelt in haar ontroerende en behoorlijk wijze roman over drie generaties vrouwen, over de bedrieglijkheden van de nostalgie, over herinneren en de genade van de vergetelheid.
De herinneringen aan deze appelzomers zijn sprookjesachtig, verwarrend en evenzeer zoet als bitter. Katharina Hagena vertelt in haar ontroerende en behoorlijk wijze roman over drie generaties vrouwen, over de bedrieglijkheden van de nostalgie, over herinneren en de genade van de vergetelheid.