De ‘pionier van de wereld der gevoelens’ is hij genoemd, Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), en ‘de prediker van de terugkeer naar de natuur’. Aan het einde van zijn leven neemt hij, schrijver en filosoof, zichzelf en de wereld een laatste maal de maat in zijn Rêveries du promeneur solitaire. Als een klassiek filosoof kiest hij als decor voor zijn overpeinzingen de vrije wandeling in lyrische landschappen om in voortdurende dialoog met zichzelf de rekening op te maken van zijn leven. Vanuit wandelend oogpunt en met zijn botanisch geïnspireerd oog beziet Rousseau het vanzelfsprekende systeem van de natuur, en de schoonheid van de ogenschijnlijke eenvoud, die hij hanteert als metaforen van de menselijke natuur. Het alpine landschap van Zwitserland weerspiegelt zijn filosofie van oprechtheid en authenticiteit. En de landelijkheid rondom Parijs is voor hem het tegenbeeld van het ironische venijn van de filosofen van de verlichting. Rousseau is de wandelende denker van de bestendigheid in de gistende chaos van een revolutionaire tijd. Leo van Maris heeft in zijn vertaling meesterlijk de wisselende tonen van Rousseaus innerlijke tweespraken behouden.