Joyce heeft nimmer iets vernomen over het bestaan van Eva, die haar biologische moeder is, en vraagt zich wanhopig af wat ze met deze, voor haar vreemde vrouw aan moet. Eva probeert zich dapper te verplaatsen in de gevoelens van Joyce en dringt zich niet aan haar op. Gelukkig staat ze er niet alleen voor, maar weet ze zich gesteund door de niet aflatende zorg en liefde van haar stiefzoon Otto, zijn vrouw Loeky en hun kinderen. Ze deelt het geluk van haar dierbaren, maar ook hun zorgen - zo duikt er plotseling iemand op die voor veel beroering en verdriet zorgt. Er moet nog heel wat gebeuren voordat Eva het ware geluk ontmoet. En dan pas kan zij het grauwe verleden bedekken met een milde glimlach, onder het slaken van de verzuchting: 'Het grote geluk dat mij uiteindelijk ten deel viel, werd uit louter leed geboren.'