De vierenveertigjarige alleenstaande Vlaamse kunsthistoricus Nora Maes doet voor de gemeente Valkenburg onderzoek naar een mogelijke museumstatus voor de Gemeentegrot. In de groeve bevinden zich namelijk eeuwenoude sculpturen en wandschilderingen. De opdracht dwingt Nora om de ondergrondse kunst zelf te analyseren, wat voor haar een probleem is, daar ze lijdt aan claustrofobie. Verdoofd door pillen bezoekt ze met een mijnbouwarcheoloog de groeve en doet daarbij een onverwachte ontdekking: haar jonggestorven moeder hakte als twintigjarige studente van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen een prachtig beeld uit de mergel. Maar dit fenomenale kunstwerk legt een dramatisch geheim bloot en zet al snel de wereld van Nora op z'n kop.