Joost Oomen (De Bilt, 1990) is zelf jong, maar getuigt met zijn optredens en poëzie dat dat zeker geen nadeel is. In dit lange, lyrische gedicht, in de traditie van Howl van Allen Ginsberg, breekt Oomen een lans voor zijn generatie. Een generatie die volgens hem wel degelijk een unieke stem heeft, een stem die gehoord dient te worden.
Door zijn vele optredens wordt Oomen wel gekenschetst als 'het spervuur van de decibellen en emoties'. Op schrift is deze achtbaan nog steeds te herkennen. Rijk aan beelden, taalspel en ritme getuigt zijn poëzie van een groot talent in de lijn van Lucebert, Vinkenoog en Van Doorn. De titel die Oomen aan deze bundel meegeeft, kon niet toepasselijker wezen. Een bundel met de stem van de aanstormende generatie: De stort.