In deze - uiteindelijk - zes delen tellende sage speelt Robert Carter met een intrigerend gegeven: taal als kerngegeven van een magie die huist in zeer speciale stenen. Will leert door schade en schande omgaan met deze magievorm. Via een op vele niveaus aangrijpende queeste komt hij tot inzicht ten aanzien van de Taal der Stenen, zichzelf en de wereld waarvan het lot op zijn schouders rust. Neder Norton is een vreemde plaats. Mensen die er wonen komen nooit buiten de groene vallei van het dorp, en van buiten krijgen ze zelden bezoek. Slechts weinig mensen weten dat hier de machtige magie van meester Gwydion aan het werk is, magie die het dorp afsluit voor de rest van het Domein om de jonge Will te beschermen tegen de kwade Maskull. Maar Maskull is verslagen en de Doemsteen die het omliggende Domein bedreigde is door Will vernietigd. Al vier jaar leeft hij nu met zijn vrouw Wilg en hun dochtertje Bethe in de rust van Neder Norton. Toch knaagt er iets bij Will. Als het gevaar geweken is, waarom blijft het dorp dan afgesloten? Waar is Gwydion? En wat betekenen zijn vreemde nachtmerries? Als tijdens het oogstfestival met behulp van machtige magie een aanslag op hem wordt uitgevoerd, beseft hij dat het nog lang niet voorbij is…