In de caleidoscopische bundel De (t)huiszittergod onderzoekt Jonathan Griffioen het wezen van de waanzin. Hij fantaseert over de binnenwerelden van de échte thuiszitters. Niet de dichters die twee lockdowns lang thuis hebben gezeten, maar de letterlijke redelozen, zij die nooit geleerd hebben te spreken en die een prachtige poëtische binnenwereld hebben opgebouwd, zo groot dat de buitenwereld erin past. Griffioen weet als geen ander de lezer deze binnenwerelden binnen te voeren.