Een Moluks eiland in de nadagen van de Nederlandse kolonisatie. Felicia, 'mevrouw van Kleyntjes', woont alleen met haar bedienden op een afgelegen plantage aan een baai. Met weemoed maar berustend in haar lot herinnert ze zich de doden en de levenden, en ziet ze een veelvoud van dingen aan zich voorbijgaan – van de kleinste voorwerpen, de schelpjes van het strand, tot de omringende mensen. Meer dan alleen een levendig portret van een voorbije tijd is deze roman een tijdloze verkenning van de menselijke conditie.