vroeg Vergilius zijn vrienden Varius en Tucca om zijn nog onvoltooide Aeneis te verbranden. Tevergeefs, het epos is door hen kort na zijn dood op verzoek van keizer Augustus uitgegeven en wordt evenals de twee andere gedichten sindsdien
tot op heden onafgebroken gelezen en bestudeerd. In 2025 is de Aeneis wederom het onderwerp van het Centraal Examen Latijn. Vergilius stond dicht bij de politieke en sociale chaos na de moord op Caesar (44 v.Chr.) en zag van nabij de ideologische veranderingen van de Republiek naar het Principaat van keizer Octavianus Augustus (vanaf 27 v.Chr.). Vooral in de Aeneis, over de lotgevallen van de Trojaan Aeneas in de 11e eeuw v.Chr., wordt systematisch vooruit gewezen naar de verre toekomst van het Principaat van Augustus, de toekomst die inmiddels voor hemzelf en voor zijn (lezers)publiek in het actuele heden was voltooid. Deze bundel bevat historische, archeologische en literaire beschouwingen over een
aantal sleutelpassages in Vergilius’ gedichten. Zo blijkt de giftige damp uit Lacus Avernus werkelijkheid te zijn geweest, heeft Vergilius kennis van de beroemde fresco’s van Polygnotus in Delphi, en blijkt de Wandeling van Aeneas in het nog lang niet-bestaande Rome een lofzang te zijn op de bouwactiviteiten van Augustus. Ruim aandacht wordt ook besteed aan de vele intertekstuele verwijzingen naar vooral Homerus, Hesiodus, Catullus en Lucretius. Het herkennen van ‘imitatio’ van deze bewonderde voorgangers helpt ons de betekenis van Vergilius’ teksten beter te begrijpen. Na ruim 2000 jaar hebben Vergilius’ gedichten nog niets van hun roem verloren. Om de lectuur voor een groter publiek mogelijk maken is in deze bundel naast de ori ginele Griekse en Latijnse teksten ook steeds de vertaling daarvan opgenomen.
Dr. Hans Smolenaars (1943) was hoofddocent Klassiek Latijn aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn opus magnum is Statius Thebaid VII (1994 ). Daarnaast pu bli ceerde hij onder andere over Ovi dius, Lucanus en de tragedies van Seneca.