De Toverberg van Thomas Mann wordt beschouwd als een van de grootste literaire meesterwerken van de twintigste eeuw. Verschenen in 1924, zes jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog, stelt de roman het vooroorlogse Europa aan de orde. Sanatorium Berghof te Davos, waar de roman zich afspeelt, is een metafoor voor het zieke Europa dat afglijdt naar de catastrofe.
In dit sanatorium (de 'toverberg') verblijft de Duitse jongeman Hans Castorp zeven jaren. Tijdens zijn verblijf maakt hij een grote ontwikkeling door, maar verzinkt ook steeds verder in apathie. Met de filosofie van Nietzsche en de psycho-analyse van Freud op de achtergrond wordt de lezer getuige van intellectuele debatten, ontmoetingen en diepgaande bespiegelingen over de tijd, ziekte, leven en dood. Desondanks is De Toverberg lichtvoetig, zelfs humoristisch van sfeer en maakt de lezer kennis met uiterst levendige personages: van de welbespraakte Vrijmetselaar Settembrini en de zwijgende Russische Clawdia Chauchat tot de verpersoonlijking van Bacchus, Mynheer Pieter Peeperkorn.
In vijf hoorcolleges gaat literatuurwetenschapper drs. Michiel Hagdorn in op historische, intellectuele en structurele aspecten van De Toverberg. Deze aspecten werpen een licht op de rijkdom aan betekenissen die de roman bezit.