Tot diep onder de ruïne van het Romeinse fort volgt Gijs, een armlastige student archeologie, aanwijzingen voor een schat. Hij vindt Marcus, een doodzieke Shangri-Laan. Marcus vraagt Gijs hem te redden door de tovenaar
Merlijn op te sporen, ergens bij kasteel Tintagel in Cornwall. Gijs ontmoet Maria, ze vallen voor elkaar. Ze is journaliste en ruikt een goed verhaal.
Dat kan Gijs niet gebruiken, hij moet Marcus redden en wil het goud van de buitenaardse Shangri-Lanen voor zichzelf houden. Met een rotstreek schakelt hij de journaliste uit. Bijna verdrinkt hij in de onderlopende zeetunnel vóór hij Merlijn vindt. Merlijn moet niets van aardlingen hebben en dreigt Gijs te doden tot Gijs hem ervan overtuigt dat Merlijn Gijs nodig heeft.
Samen redden ze op het nippertje Marcus.
Als de Shangri-Lanen de aarde verlaten rest Gijs maar een ding: het proberen goed te maken met Maria.
Wim Slierendregt heeft van alles gedaan, hij is van alles geweest. Als planeconoom vindt hij oplossingen buiten de kaders. Als schrijver laat hij zijn fantasie uit de lijntjes glippen. Dat leidt tot ontspannende fictie op basis van een idee wat overal vandaan kan komen. Literaire pretenties heeft hij niet.