De gedichten in deze bundel staan in het teken van een allesoverweldigend verlies. Het verlies van een kind. Het gemis dat daarmee samenhangt. Zo gaat het in het allereerste gedicht over een moeder die gewaar wordt dat ze verandert in een menigte, een daarbinnen heeft elk zijn eigen stemming: 'Ons is iets overkomen, kan ze zeggen, / wij zijn de menigte die moeder heet.' In De tussentijd gaat het over 'de essentie van het missen', die in feite neerkomt op gemis van 'het vlees, haar linkshandige lichaam'. Wat niet wegneemt dat de ik in een ander gedicht de sensatie heeft dat ze heel nabij is: 'zij jaagt op mij'. Elders is die ik als een koele chirurg bezig het lichaam van de dochter uit zichzelf los te snijden: 'een groots werk, het neemt al onze uren'. De tussentijd is een bundel van een steenharde, ondraaglijke schoonheid.