De negentienjarige Tommie Boezerman is verlaten. Moeder is dood, vader, een parlementariër, is alleen bereikbaar via zijn persoonlijke assistent. Tommie woont zonder enig ouderlijk toezicht met zijn stiefzusje Cleo in een groot en comfortabel huis. Zij is het vrijgevochten type, begaan met het milieu, bijdehand en gefascineerd door wapens. Samen voorzien ze hun omgeving van snijdend en geestig commentaar.
De tussenzus is een roman over twee onthechte jonge mensen die tot elkaar veroordeeld zijn, maar steeds verder van elkaar verwijderd raken. Ze klampen zich aan elkaar vast tot de chaos de overhand krijgt en ze de controle verliezen. Kortmann weet in dit ontroerende en geestige debuut een haarscherp beeld te schetsen van een uit elkaar gevallen gezin. Lezers zullen in Tommie een eigentijdse Hamlet herkennen, of een broer, een zoon, zichzelf.