Gerrit Krol: Een aantal stukjes in dit boek heeft de pretentie u te vermaken met stellingen. Stellingen die, hoe stellig ook van toon, waarschijnlijk niet waar zijn, maar wel aantrekkelijk. Zulke stukjes noem je essays. Met een essay begeef je je op een terrein dat meestal al door een ander wordt bewoond en is ingericht. Op dat terrein zwerf je rond als een dagjesmens, een onbevoegde en je zou de analogie kunnen doortrekken tot art. 461 van het WvS en je beleefd terugtrekken, maar daarmee bevind je je met je beleefdheid alweer op het gebied van een ander waarschijnlijk. Je bent nogal ambulant. Je hebt, als het zo te pas komt, een sterke mening, maar vaak weet je niet in welk verband je die mening zal spuien; dat verband sleur je er soms met de haren bij. Je bent met recht een verbindend schrijver. (Associatief noemen ze het ook wel s, maar verbindend is beter.) Veel terreinen lopen door elkaar, veel terreinen zijn samen te vatten. Als schrijver voel je je een kosmopoliet, je bent overal thuis. Naarmate je meer samenvat, wordt je kennis in die gebieden groter en hebben je uitspraken meer betekenis, maar de kans dat je t bij het rechte eind hebt wordt kleiner. Het past je niet, als verbindend schrijver, al te veel praatjes te hebben. De enige kwaliteit die je stukjes bezitten is diepte, ze hebben een veelheid aan betekenis. Daarom kan ieder ze begrijpen.