Zaterdag 31 januari 1953. Lidy reist van Amsterdam naar Zierikzee in het rustige besef dat Armanda op haar tweejarig kind zal passen en de avond zal doorbrengen met haar man. Ze belandt in de stormvloed die Zuidwest Nederland van de kaart veegt. In een samenloop van ongehoord kwade meteorologische omstandigheden zal de drieëntwintigjarige Lidy nog maar één weekend leven, versneld, op volle kracht, temidden van mensen met wie zij voor de rest van dat leven meer verbonden is dan met haar geliefden thuis. Armanda, intussen, zet haar dagen tot op hoge leeftijd voort. Het lot, door haarzelf gemanipuleerd, wijst haar het niet geleefde leven van haar zuster toe.
De verdronkene vertelt met veel aandacht voor de exacte, maar noodlottige feiten over een van de grootste natuurrampen die Nederland ooit trof. De roman is tegelijk een duister en sereen spel van twee levenskronieken die, ruimte en tijd volledig negerend, tot de laatste seconde tragisch verbonden zijn.
De verdronkene vertelt met veel aandacht voor de exacte, maar noodlottige feiten over een van de grootste natuurrampen die Nederland ooit trof. De roman is tegelijk een duister en sereen spel van twee levenskronieken die, ruimte en tijd volledig negerend, tot de laatste seconde tragisch verbonden zijn.