Kees van Kooten besluit voor de laatste keer zijn boekenkast op te schonen. Hierbij stuit hij op het fotoalbum dat zijn vader, dienstplichtig sergeant der artillerie, aanlegde gedurende de mobilisatie van augustus 1939 en de oorlogsjaren 1940-1945. Achter in dit monumentale boekwerk vindt de zoon een verontrustende brief van de destijdse legerleiding: C.R. van Kooten senior wordt gesommeerd te verklaren waarom hij een verrekijker zou hebben gevorderd van een zekere mijnheer J. Treurniet uit het dorp Berkel en Rodenrijs C.R. van Kooten junior is verbijsterd. Is dit soms dezelfde kijker waarmee de in 1941 geboren schrijver is opgegroeid en die hij nog altijd in zijn bezit heeft?